Meldprotocol
Dit protocol beschrijft hoe je moet handelen bij situaties waarin sprake is van (vermoedens van) seksueel misbruik/ ongewenst gedrag en hoe en bij wie deze gemeld moeten worden.

Het protocol biedt bescherming aan de melder/degenen die naar het protocol handelen, aan het vermoedelijke slachtoffer en aan degene die beschuldigd wordt. Het protocol geeft ook een verplichting: te handelen op de vastgelegde manier.

Het protocol heeft betrekking op het contact tussen begeleiders (al diegenen die met (minderjarige) deelnemers werken/in aanraking komen) en deelnemers en op grensoverschrijdende contacten tussen deelnemers onderling.

Naast dit meldprotocol is er een klachten-of tuchtprocedure die in werking kan worden gezet na een melding. Ook kan melden leiden tot aangifte wanneer er sprake is van een (vermoeden) van een strafbaar feit. Verder kan melding leiden tot (voorlopige) maatregelen ten opzichte van de beschuldigde.

Het bestuur is verantwoordelijk om op een zo zorgvuldig mogelijk en objectieve wijze met elke melding om te gaan.

Indien nodig zal het bestuur dan ook een beroep doen op in-of externe deskundigen.

1. Wat is seksueel misbruik?

Wat zegt de wet?
De Nederlandse wetgeving geldt voor iedereen, dus ook voor gebeurtenissen die zich binnen dan wel buiten Stichting  Hof van Kijk-Uit afspelen. In het Wetboek van Strafrecht, boek II, titel XIV ‘misdrijven tegen de zeden’ stellen diverse wetsartikelen bepaalde seksuele gedragingen strafbaar. Deze zijn ook binnen Stichting Hof van Kijk-Uit allen van kracht.

 Eén wetsartikel 249 willen we hier met name noemen: 

“Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie”. 

Een deelnemer is aan de zorg en waakzaamheid van onze stichting toevertrouwd. Dit artikel is dus onverminderd van kracht op al diegenen die jeugdleden/deelnemers begeleiden. 

Definitie
Er bestaan vele uitingsvormen van seksueel grensoverschreidend gedrag van kinderen  en deelnemers. Sommige gedragingen zijn door het duidelijke (strafbare) seksuele karakter niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Maar bij sommige gedragingen kunnen vloeiende overgangen bestaan tussen wat je wel en wat je niet als seksueel/ongewenst kunt typeren. 

Als criterium kan worden gehanteerd: of het welzijn van de deelnemer en zijn lichamelijke en psychische integriteit in het geding zijn. 

Bij seksueel grensoverschreidend gedrag zijn de ‘gevoelens van het jeugdlid’ en niet de ‘gedachten of bedoelingen van de volwassene’ bepalend. En hetgeen is verwoord in de zedenparagraaf van het Wetboek van Strafrecht. 

Wij richten ons op de preventie van seksueel misbruik binnen onze organisatie. Een breder begrip is seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daaronder vallen ook gedragingen die leiden tot seksueel misbruik, of het scheppen van een klimaat waarin misbruik gedijt. We hebben een gedragscode ontwikkeld die elk seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de orde verklaart. In het tuchtrecht, de gedragscode en andere semi-juridische documenten gebruiken we deze term. De definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt: 

Elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale, digitale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkracht-leerling, trainer-pupil, leiding–jeugdlid, e.d.); en/of andere handelingen of gedragingen van een soortgelijke aard als die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht. 

Om welke gedragingen gaat het? 
In de gedragscode staat duidelijk verwoord welke gedragingen niet zijn toegestaan. Enkele voorbeelden: 

  • alle seksuele contacten met kinderen tot 18 jaar; 
  • een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen (ook via afbeeldingen, post, telefoon, sms, e-mail, internet); 
  • intieme relaties tussen deelnemers en begeleiders; 
  • ongewenste aanrakingen. 

2. Signaleringstaak medewerkers

Alle medewerkers hebben een taak in het signaleren van (vermoedens van) seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag. 

We verwachten dat zij niet alleen de grovere vormen serieus nemen, maar ook de zogenaamde ‘kleinere’ grensoverschrijdingen. Deze komen het meest voor en zijn vaak een signaal voor een klimaat waarin ernstigere vormen meer kans kunnen krijgen. 

Wanneer je mildere vormen van grensoverschrijdend gedrag signaleert, verwachten we dat je de betreffende perso(o)n(en) daarop aanspreekt en corrigerend optreedt. 

3. Meldplicht bij (vermoedens/signalen) van seksueel misbruik

Iedereen die seksueel misbruik vermoedt, of erover hoort, is verplicht dit te melden bij het bestuur (of door een door het bestuur daarvoor aangewezen persoon). 

Wanneer medewerkers twijfelen over de ernst of het terecht zijn van een vermoeden, geldt een consultatieplicht bij een vertrouwenspersoon die zij om advies kunnen vragen. 

Indien medewerkers (vermoedens van) seksueel misbruik direct uiten bij hun leidinggevende, gaat deze niet zelf tot handelen over, maar schakelt de het bestuur in. 

De meldplicht overstijgt alle andere belangen die in het geding zouden kunnen zijn, zoals de wens tot geheimhouding bij het slachtoffer. 

Het is niet aan medewerkers om aan waarheidsvinding te doen, dit kan een eventueel juridisch traject verstoren. 

Let wel: een melding is géén beschuldiging! Na een melding wordt zorgvuldig en objectief onderzocht wat er aan de hand is. Er is oog voor zowel de privacy en belangen van het vermoedelijke slachtoffer als die van de beschuldigde. 

Het bestuur laat zich desgewenst adviseren door (externe) deskundigen over verdere handelwijzen: 

  • gesprek met beschuldigde; 
  • informatief gesprek met de politie; 
  • instellen calamiteitenteam; 
  • in gang zetten meldprocedure; 
  • aangifte bij politie; 
  • voorlopige maatregelen t.a.v. de vermoedelijke pleger/beschuldigde; 
  • veiligstellen en opvang van het slachtoffer; 
  • informatie aan betrokkenen; 
  • nazorg. 

4. Voorlopige zwijgplicht na een melding 

Naast de meldplicht geldt een voorlopige zwijgplicht voor het bestuur, de melder en medewerkers binnen de organisatie ten opzichte van derden. Natuurlijk kunnen deze betrokkenen zich wel uiten bij de vertrouwenspersoon. 

Een voorlopige zwijgplicht is nodig zodat er niet meer personen bij een zaak worden betrokken dan voor een zorgvuldige behandeling noodzakelijk is. Er moet worden voorkomen dat geruchten ontstaan en iemand al bij voorbaat als ‘schuldig’ wordt bestempeld. De zwijgplicht is ook belangrijk om te zorgen dat een eventuele strafrechtelijke procedure niet wordt belemmerd. 

5. Hoe te handelen bij vermoedens of feiten rond seksueel misbruik 

Er zijn vele signalen die op seksueel misbruik kunnen duiden, maar het belangrijkste signaal is misschien wel: ik heb het gevoel dat er iets niet klopt. 

Ga bij jezelf het volgende na en probeer alleen feiten te benoemen: 

  • Wanneer begon de ongerustheid? Waardoor? Wat is er precies gebeurd? 
  • Om welke signalen gaat het? Wanneer doen ze zich voor? 
  • Zijn er geleidelijke of plotselinge gedragsveranderingen? Hoe lang is dit al aan de hand? 

Het kan ook zijn dat een deelnemer je spontaan vertelt over het misbruik, een ouder zijn zorgen naar je uitspreekt, of dat je het zelf ter plekke constateert. 

DOEN

  • Zorg voor de veiligheid van het kind/de jongere/ de deelnemer. 
  • Als je iemand op heterdaad betrapt:
    • Laat het slachtoffer niet alleen.
    • Meld het onmiddellijk aan de leidinggevende of degene die bereikbaarheidsdienst heeft voor calamiteiten.
    • Als de situatie bedreigend is: bel 112 zodat de politie kan ingrijpen.
    • Laat de toestand zoveel mogelijk onaangeroerd in verband met eventueel sporenonderzoek. Bel de zedenpolitie (112), meld waarover het gaat en vraag om instructies.
  • Stel zo weinig mogelijk vragen. Luister en stel de deelnemer op zijn/haar gemak. 
  • Schrijf alles zo letterlijk en feitelijk mogelijk op, ook de vragen die je hebt gesteld.
  • Vertel dat je verplicht bent het verhaal aan het bestuur te melden, maar dat er geen stappen buiten medeweten van het slachtoffer om worden genomen. 
  • Meld het vermoeden direct bij het bestuur. Bij twijfel consulteer de vertrouwenspersoon. 
  • Verwijs de persoon desgewenst naar een vertrouwenspersoon. 
  • Licht zo snel mogelijk de leidinggevende in over de situatie. 
  • Blijf beschikbaar voor de deelnemer en blijf de normale begeleiding bieden. 

LATEN

  • Handel nooit op eigen houtje! 
  • Hoor het vermoedelijke slachtoffer niet uit. Het uithoren van het vermoedelijke slachtoffer en/of het spreken met contactpersonen van het vermoedelijke slachtoffer kan een eventueel juridisch traject verstoren. Het is niet aan de medewerker om aan waarheidsvinding te doen! 
  • Neem bij een vermoeden nooit zelf contact op met de vermoedelijke pleger, ook niet als het een collega is. De beste manier om het misbruik te stoppen en aan te pakken, is een objectief en een officieel onderzoek. 
  • Denk aan de (voorlopige) zwijgplicht! 
  • Beloof nooit geheimhouding, ook niet wanneer een slachtoffer erom vraagt.